Als het gaat om studentuitval in het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) is de kloof tussen beleid en praktijk duidelijk zichtbaar. Dat blijkt uit onderzoek van Irene Eegdeman, verbonden aan ROC van Amsterdam-Flevoland, Windesheim Almere en de Datacoalitie mbo. In een nieuwe publicatie heeft Eegdeman schooluitval in het mbo geanalyseerd door zowel beleidsanalyses als praktijkervaringen te combineren. Dat levert interessante resultaten op.
Beleid vs. praktijk
Uit het onderzoek blijkt dat in het beleid van mbo-instellingen voortijdig schoolverlaten vooral wordt gezien als een economisch en maatschappelijk probleem. De nadruk ligt op statistisch meetbare gegevens, zoals rendementscijfers, uitstroomcijfers en de startkwalificatie als einddoel. Docenten en studenten ervaren voortijdig schoolverlaten echter heel anders. In de klas geldt in veel gevallen: iedere student die voortijdig vertrekt, ongeacht of deze voldoet aan de formele criteria van ‘voortijdig schoolverlater’, wordt als problematisch ervaren.
Eegdeman pleit er dan ook voor om verder te kijken dan naar cijfers. Als onderdeel van haar onderzoek heeft Eegdeman een vernieuwende manier ontwikkeld om studentuitval te typeren. Ze stelt voor om uitvallers in te delen in vier categorieën (kwadranten), zie de figuur hieronder: in hoeverre is de uitval te beïnvloeden en in hoeverre gaat het om moeilijke omstandigheden?

Deze ‘typologie’ zorgt ervoor dat onderwijsinstellingen en beleidsmakers uitval niet langer vooral zien als een probleem, maar als een uitnodiging tot reflectie op aansluiting, betekenis en begeleiding in de onderwijspraktijk. Mbo-instellingen krijgen hiermee beter inzichtelijk welke problematiek op de eigen opleiding speelt en welke interventies passend zijn.
Gezamenlijke verantwoordelijkheid
Ingrado-projectleider Henrie Mastwijk sprak samen met Eedgeman op een bijeenkomst van het Expertisepunt LOB over actuele inzichten en handvatten bij voortijdig schoolverlaten. Mastwijk heeft in het onderzoek Voortijdig schoolverlaters aan het werk jongeren tussen 16 en 23 jaar geïnterviewd die zonder startkwalificatie waren gaan werken. Ook deze studie wijst uit dat jongeren uitvallen door een opeenstapeling van factoren.
“Beleid zou zich meer moeten richten op begeleiding bij het maken van de juiste keuzes, binnen of buiten het onderwijs. Misschien is de belangrijkste les niet hoe we uitval kunnen voorkomen, maar hoe we ervoor kunnen zorgen dat iedere student, ongeacht de route die hij of zij kiest, zich gesteund voelt in het vinden van een passend en succesvol pad”, aldus Eegdeman.
Mastwijk: “Wat Irene vertelt, sluit aan bij een actueel thema waar wij bij Ingrado mee bezig zijn: de aanwezigheidsgedachte. Bij het woord ‘verzuim’ ligt de oorzaak en de verantwoordelijkheid alleen bij de jongere. Als je focust op aanwezigheid, is er een gezamenlijke verantwoordelijkheid.”


