Demissinair minister Moes (OCW) gaf tijdens het debat aan de negatieve gevolgen niet te herkennen, maar wel te willen luisteren naar deze signalen. Op 3 oktober heeft de minister voldaan aan deze toezegging en informeerde hij de Tweede Kamer over de verdeling van financiële middelen onder de Wet van school naar duurzaam werk en ging daarbij in op eventuele gevolgen voor het mbo.
In de brief staat onder meer dat de wet €21 miljoen structureel beschikbaar maakt voor mbo-instellingen om jongeren langdurig te begeleiden bij hun loopbaan, waarmee de eerdere tijdelijke nazorgregeling een vaste wettelijke basis krijgt. De minister stelt dat gemeenten en scholen regionaal moeten samenwerken aan programma’s die jongeren met een verhoogd risico op schooluitval beter ondersteunen. Omdat de oude budgetverdeling niet aansloot bij de daadwerkelijke opgave per regio, krijgen regio’s nu middelen op basis van risicoscores van het CBS. Dit nieuwe verdeelmodel zorgt voor een meer gelijkmatige verdeling van middelen, afgestemd op waar de problemen met schooluitval het grootst zijn, aldus de minister.
In de brief wordt verder ingegaan op de situatie in de regio Rijnmond. Hij geeft aan dat hij in de lagere regelgeving (Besluit, Regeling) hieraan reeds tegemoetkomt door € 6,7 miljoen alleen te verdelen over de contactscholen en Doorstroompuntregio’s met veel onderwijsvolgende jongeren uit andere regio’s. In de bijlage onderaan in de Kamerbrief is weergegeven wat de regionale effecten zijn voor de 5 regio’s met de grootste steden.